Denken over Taal en Taal(eigen)wijs: Wanneer gebruik je wat?

Veel leerkrachten zijn inmiddels bekend met Denken over Taal. Deze reeks bestaat uit 6 delen voor groep 3 t/m 8. Sinds kort is echter ook mijn reeks Taal(eigen)wijs af, die ook uit 6 delen bestaat. Het is niet altijd meteen duidelijk wat het verschil is, in dit artikel vertel ik daar meer over. 

Niveau

Heel simpel gezegd is Taal(eigen)wijs (TEW) geschreven voor de eerste leerlijn: begaafde leerlingen. Denken over Taal (DoT) is geschreven voor de tweede leerlijn, oftewel hoogbegaafden.

De opdrachten in DoT zijn uitsluitend van de hogere denkniveaus in de taxonomie die Benjamin Bloom en collega’s in 1956 publiceerden. Als je deze taxonomie bestudeert, zal het je opvallen dat de reguliere methodes vooral gebruik maken van de onderste drie niveaus: eerst onthouden en begrijpen en vervolgens zelf toepassen.  (Hoog)begaafden gedijen juist heel goed bij de hogere denkniveaus: analyseren, evalueren en creëren. Zij hebben de capaciteit om deze opdrachten met succes uit te voeren wanneer ze zich er flink voor inspannen. Net zoals het een gemiddelde leerling inspanning kost om de reguliere stof door te werken. Met opdrachten op de hogere denkniveaus merken ook (hoog)begaafde leerlingen dat leren tijd, moeite en inspanning kost.

Terwijl DoT uitsluitend opdrachten van de drie hogere niveaus bevat, zitten er bij TEW ook opdrachten van de lagere niveaus tussen. Ongeveer 70% van de opdrachten is van de hogere denkniveaus. Hiermee is TEW niet alleen voor hoogbegaafden geschikt, maar ook voor begaafden en voor leerlingen met een talent voor taal.

 

Inhoudelijk

Op basis van het niveau alleen is DoT geschikter voor hoogbegaafde leerlingen dan TEW. Er is echter ook een duidelijk inhoudelijk verschil, waardoor TEW ook geschikt kan zijn voor hoogbegaafde leerlingen.

DoT gaat over taal op een metaniveau. Het gaat over taalkunde. Niet alleen over het Nederlands, maar over de kenmerken die alle talen met elkaar gemeen hebben. Leerlingen ontdekken dat taal heel bijzonder is, dat gesproken taal iets is dat je als baby en peuter vanzelf oppikt, terwijl schrift een menselijke uitvinding is waarvoor je naar school moet. In groep 6, 7 en 8 lossen leerlingen regelmatig taalpuzzels op: ze vertalen zinnen uit en naar vreemde talen op basis van wat ze weten over taal in het algemeen en enkele voorbeeldzinnen. In groep 3, 4 en 5 ontdekken leerlingen dat veel Nederlandse woorden oorspronkelijk uit het Grieks of Latijn komen en merken ze dat veel talen met elkaar verbonden zijn. Grammatica en woordenschat komen veelvuldig aan bod, alleen niet specifiek gericht op het Nederlands. Spelling speelt geen rol in DoT. DoT overlapt dan ook niet met het reguliere curriculum, ook niet met dat van het voortgezet onderwijs. 

TEW ligt veel dichter bij de kerndoelen Nederlands. Alle kerndoelen komen aan bod, met aandacht voor begrijpend lezen, spelling en grammatica. Deze onderwerpen worden echter op een dieper en verbredend niveau aangeboden. Leerlingen leren niet alleen wat een zelfstandig naamwoord is, ze ontdekken ook door zelf te analyseren waarom het een ‘zelfstandig naamwoord’ heet. De werkwoordspelling leren ze top-down: ze ontdekken het hele plaatje en kunnen de afzonderlijke onderdelen daaraan ophangen. De onderwerpen van de teksten zijn zoveel mogelijk afgestemd op de interesses van (hoog)begaafde leerlingen. Er wordt sterk een beroep gedaan op de creativiteit van de leerlingen. En daarnaast worden ze aan het denken gezet over vragen als: waarom hebben we eigenlijk met z’n allen één spellingswijze afgesproken?

Gebruik

Zowel DoT als TEW worden gebruikt in de tijd die vrijkomt door het compacten van de reguliere stof. Voor zowel begaafde als hoogbegaafde leerlingen is het aan te raden om bij elk blok een ingangstoets te doen. Hiermee wordt duidelijk in hoeverre de stof al beheerst wordt en op basis daarvan kan gecompact worden. Daardoor wordt ook meteen duidelijk hoeveel tijd overblijft. Blijft er veel tijd over, dan kunnen TEW en DoT beide worden ingezet (uiteraard niet vrijblijvend). Blijft er genoeg tijd over voor één extra werkboek, dan raad ik in eerste instantie TEW aan. Blijkt de leerling nog meer aan te kunnen, dan kan overgestapt worden op DoT. 

Een andere optie is om TEW gedeeltelijk, als vervanging van de (gecompacte) reguliere stof, in te zetten. Er kan bijvoorbeeld voor gekozen worden om in plaats van een les met begrijpend lezen/spelling/schrijven/etc uit de reguliere method, een les over hetzelfde onderwerp uit TEW in te zetten. DoT kan dan ingezet worden in de tijd die vrij is gekomen door het compacten.

Heeft u al ervaring met DoT en/of TEW? Laat ons weten wat de leerlingen (en uzelf) ervan vinden!