Het (mis)matchmodel: begaafd onderwijs vanuit bio-ecologisch perspectief

Het (mis)matchmodel: begaafd onderwijs vanuit bio-ecologisch perspectief

Het (mis)matchmodel: begaafd onderwijs vanuit bio-ecologisch perspectief

Ragnild Zonneveld, auteur van Spiegelschrift

In de dagelijkse praktijk zie ik vaak hoogbegaafde kinderen, die om de een of andere reden tegen knelpunten in hun ontwikkeling zijn aangelopen. Die zijn vastgelopen in het onderwijs en/of in zichzelf. Hoogbegaafdheid lijkt daarin regelmatig de verklarende factor, maar is zelden de enige.
De kinderen hebben er geen boodschap aan of het door persoonlijkheidskenmerken en/of door hoogbegaafdheid komt. Zij hebben hulp nodig. Dat is mijn uitgangspunt geweest in de zoektocht naar een verklarend model. Waarom gaat het bij de ene leerling prima en bij de ander niet? Waarom gaat het bij het broertje goed en loopt de zus vast? En vooral: wat betekent dat voor de ondersteuning die ze nodig hebben? Geïnspireerd door het bio-ecologische perspectief en op basis van literatuuronderzoek heb ik het (mis)matchmodel ontwikkeld. Een verklarend model dat kijkt naar de brede aanleg en ontwikkeling van het kind in/en de context. Het kan ondersteuning bieden bij oplossings- en handelingsgericht werken met leerlingen die knelpunten ervaren. Het (mis)matchmodel heeft oog voor zowel de zijnskant als voor de talentontwikkeling en is een vertaling van het werk van Bronfenbrenner (1979) en Thomas & Chess (1977) naar de begaafde leerling.

Met dit model kan op verklarende, oplossingsgerichte wijze gekeken worden naar het begaafde kind in zijn context en naar de knelpunten en kansen. Dit heeft een aantal voordelen:

- Een match of mismatch is een dynamisch en interactief concept. Dat betekent dat er geen sprake is van schuld, maar van gedeelde verantwoordelijkheid. Bovendien betekent dat dat het niet voor de eeuwigheid vaststaat, maar veranderbaar is.
- Het model doet recht aan aanleg én omgeving.
- Het individu staat centraal.
- Vroeg signaleren helpt om optimaal te begeleiden en te ontwikkelen.
- Een label hoogbegaafdheid is niet nodig om te kijken naar kansen en knelpunten.
- Iedere interventie, hoe klein ook, heeft effect op het geheel.

Het label hoogbegaafdheid en knelpunten: kip of ei?

Uit onderzoek blijkt, dat zowel externaliserend als internaliserend probleemgedrag bij begaafde jongeren niet méér voorkomt dan bij andere jongeren (Lavrijsen & Verschueren, 2019). Ook Freeman stelde vast dat er geen significante relatie gevonden kon worden tussen IQ score en gedrags- of persoonlijkheidsproblemen , noch dat er verschillen te vinden waren in fysieke ontwikkeling of gezondheid. Als er al sprake was van emotionele problemen, waren die vrijwel altijd het gevolg van oorzaken die bij ieder kind tot emotionele problemen zouden lijden, zoals echtscheiding of traumatische gebeurtenissen. “De echte verschillen tussen de begaafde kinderen en de anderen zitten in hun capaciteiten, niet in hun emotionele leven” (Freeman, 2008).

Een andere belangrijke conclusie in het onderzoek van Lavrijsen en Verschueren is dat jongeren die ooit het label hoogbegaafd hebben gekregen, juist wél meer probleemgedrag vertonen. Datzelfde blijkt ook uit het onderzoek van Freeman: de ouders van de gediagnosticeerde begaafde kinderen die aan het onderzoek deelnamen, spraken meer over onder andere eenzaamheid, moeilijkheden en bijvoorbeeld slecht slapen dan andere ouders.

Of het label probleemgedrag in de hand werkt of omgekeerd - of allebei - behoeft nader onderzoek. Veel kennis en meningen met betrekking tot hoogbegaafdheid zijn gebaseerd op onderzoek en ervaring met de gelabelde groep. Het lijkt er op, dat we in onderwijs, opvoeding en zorg met een behoorlijke bias naar het fenomeen hoogbegaafdheid en de eventuele gevolgen daarvan kijken: “De groep jongeren met een diagnose hoogbegaafdheid blijkt dus volstrekt niet representatief voor de groep begaafde jongeren in het algemeen” (Lavrijsen & Verschueren, 2019).

De aandacht voor de zijnskant van hoogbegaafdheid, naast de cognitieve begaafdheid, is in Nederland de laatste jaren enorm in opkomst. Veel ouders, leerkrachten en begeleiders herkennen de zijnskenmerken (Kieboom, 2015) en de overexcitabilies die Dabrowski heeft beschreven (Webb e.a., 2013). Ook hier is de vraag gerechtvaardigd, of de zijnskenmerken horen bij de hoogbegaafdheid, of dat het persoonlijkheidskenmerken zijn die er voor zorgen dat een kind eerder vastloopt. Waarmee een label wellicht in de hand wordt gewerkt.

Lees hieronder het hele artikel over het (mis)matchmodel van Ragnild  Zonneveld. 

Ragnild Zonneveld, auteur van Spiegelschrift


Gerelateerd document:

(Mis)matchmodel

Back to Top